website / main menu
ae-main-menu

animal-menu

ANIMAL ESTATE client 6.03/8.08: COMMON SWIFT

FOR ANIMAL ESTATES 6.0: UTRECHT, 8.0: LONDON

SCIENTIFIC NAME : Apus apus

RANGE: The common swift makes its way through many places, so that it may be seen during its breeding season in areas as distant as western Europe and east Asia, from high Scandinavia to north Africa. Winter months are spent in the vicinity of Zaire and Tanzania, as well as Zimbabwe and Mozambique.

HABITAT: The swift relies on trees, buildings, and other vertical surfaces such as rock walls and chimneys for nesting, and expansive, open spaces where food can be foraged for in the air.

COMMUNITY: Swifts often live in colonies of 30 – 40 nest sites. They nest, migrate and hunt in groups through the months of the year. Within these communities, couples of birds generally live as monogamous partners. Despite this devotional lifestyle, a swift might be more inclined to defend a nest than a mate, and further, the manner by which couples settle with one another is mostly dependent on the males choosing of a good nest site. Courtship is often more hostile than romantic, with a female tepidly looking into nest sites chosen by males. Upon a favorable encounter, chin stroking occurs – with the subsequent process of allopreening indicating a more permanent match.

INTERESTING FACTS: Apus apus is known for its high endurance and strength in flight. It has been estimated that the swift will fly as many as 560 miles a day during its nesting season. Spending so much time airborne, the swift has managed the ability to forage and mate while in flight.

REFERENCES: Animal Diversity Web / Royal Society for the Protection of Birds

PHOTO CREDITS: Erich Kaiser / Johan Stenlund

 

ESSAY

by Tieneke de Groot, Facet, for the Animal Estates 6.0 Field Guide

For many animals a city is a no-go zone, a stone desert that they will make a wide detour to avoid. That is not the case for the common swift, which regards a collection of brick buildings as a mass of rocks full of crevices and cavities in which it can nest. A roof tile out of place, a hole in a façade alongside a down pipe, or a chink in an old wall is enough for a common swift to crawl under, or into. They prefer to nest with a number of their own kind nearby; they are real colony breeders.

In late April the first sickle-shaped silhouettes can be seen circling in the sky. The common swifts have then completed a journey of about 7000 kilometers from their winter quarters in southern Africa. Once they have arrived at their familiar nesting places they go screaming after one another and in good weather perform courtship flights. Around mid-May they lay two or three eggs. They incubate these for three weeks, after which they feed the young for six weeks. By the end of July the young dare to take their first flight, which will be the beginning of a long period in the air that only ends after a year-and-a-half when they have found a nesting place for themselves. By the beginning of August the sky over the city is quiet; the swifts have left for Africa with their young. Their total stay in The Netherlands lasts only about fourteen weeks.

In the period that the common swift visits the Netherlands they consume millions of insects and feed these to their young. They catch all sorts of mosquitoes and flies, which they store in their throat pouch until it is full. With some saliva they shape these insects into a ball that is then stuffed into the chick's wide open throat. This food ball can contain from three hundred to a thousand insects. Two common swifts will together catch between 20,000 and 50,000 insects per day for themselves and their young. You would rather not think of what it would be like if they weren't around to control the insect population...

Like all cliff dwellers, the common swift is very faithful to a nesting place once it has used it. After all, a nesting hole in the rocks doesn't disappear just like that. The situation is different for nesting locations in cities and villages; roofs are repaired, and on the new roof all the tiles are neatly in place as they should be, or the pitched roof suddenly becomes a flat roof. Houses, and sometimes whole neighbourhoods, are demolished, and the new buildings that replace them are often so well insulated that there are no chinks and cracks to be found in which to nest. That spells disaster for these urban birds which are dependent on human construction activity in countries where there are no natural cliffs.

There are various sorts of artificial nesting places that can be designed to prevent the swift from disappearing from our urban scene. In 2007 the city of Utrecht supported a project to protect the birds in the Voordorp neighbourhood by providing a significant discount on the purchase of nesting boxes for swifts. By now there are already 52 nesting boxes hanging on the façades of homes in Voordorp. Other birds which nest in holes, such as house sparrows and starlings, have moved into some of these boxes. That is in itself a good development, because brooding sparrows and starlings can give swifts the idea that these are also suitable nesting places for them.

Swifts do not easily take to new nesting spots. In order to entice them to the new accommodations, special CD's with swift calls have been developed. In 2007 a resident of Voordorp tried one of these out. On sunny days loudspeakers right next to two of the nesting boxes broadcast the birds' familiar 'srie...srie' cry. Very quickly several swifts came skimming close along the boxes and returned the cries. One swift flew into one of the boxes several times. Thus, the nesting boxes were visited and recognised as brooding places. In 2008 a pair of swifts began to brood in the same sort of nesting box elsewhere in the street, the first to use a nesting box in Utrecht! That this happened already within two years from the start of the project is much faster than had been expected. Hanging up nesting boxes appears to have been successful. In addition, using sound to attract the birds is evidently an indispensable part of enticing them to new nesting sites.

~

Gierzwaluw ( Apus apus )

Een stad is voor veel dieren een plek waar ze niet moeten zijn, een steenwoestijn waar ze met een ruime boog omheen trekken. Zoniet voor gierzwaluwen, die zo'n verzameling stenen gebouwen zien als een rotspartij vol spleten en gaten waarin gebroed kan worden. Een scheefliggende dakpan, een holte in de gevel naast een regenpijp, of een spleet in een oude muur is voldoende voor een gierzwaluw om eronder of erin te kruipen. Liefst nestelen ze met meerdere soortgenoten bij elkaar in de buurt; het zijn echte koloniebroeders.

Eind april cirkelen de eerste sikkelvormige silhouetten in de lucht. De gierzwaluwen hebben er dan een tocht van zo'n zevenduizend kilometer op zitten vanuit hun overwinteringgebieden in zuidelijk Afrika. Eenmaal gearriveerd bij hun vertrouwde nestplaatsen gieren ze achter elkaar aan en voeren bij mooi weer baltsvluchten uit. Rond half mei leggen ze twee of drie eieren. Die bebroeden ze drie weken, waarna ze zes weken lang de jongen voeren. Eind juli wagen de jongen de sprong uit het nest, waarmee een lange periode in de lucht begint die na anderhalf jaar eindigt wanneer ze zelf een nestplaats hebben gevonden. Begin augustus is het stil boven de stad; de gierzwaluwen met hun jongen zijn weggetrokken naar Afrika. Hun totale verblijf in Nederland duurt daarmee maar zo'n veertien weken.

In de periode dat gierzwaluwen in Nederland vertoeven verorberen ze miljoenen insecten en voeren deze aan hun jongen. Ze vangen allerlei muggen en vliegen die ze in hun keelzak verzamelen totdat die vol is. Met wat speeksel vormen ze de insecten tot een bal die ze in de opengesperde keel van de jongen stoppen. In deze voedselbal zitten driehonderd tot duizend insecten. Twee gierzwaluwen vangen per dag voor zichzelf en voor hun jongen samen twintigduizend tot vijftigduizend insecten. Je moet er niet aan denken wat er zou gebeuren als ze daarmee zouden ophouden...

Zoals alle rotsbewoners zijn gierzwaluwen zeer trouw aan eenmaal gebruikte broedplaatsen. Een broedholte in een rots verdwijnt immers niet zomaar. Helaas is dat met nestlocaties in steden en dorpen anders: daken worden vernieuwd en op het nieuwe dak liggen alle dakpannen keurig recht zoals het hoort, of het dak is plotseling een plat dak geworden. Huizen, soms hele wijken, worden gesloopt, en de nieuwe huizen die ervoor in de plaats komen zijn vaak zo goed geïsoleerd dat er nergens kieren en spleten te vinden zijn om in te broeden. Een ramp voor deze stadsvogels die afhankelijk zijn van de bouwactiviteiten van mensen in landen waar natuurlijke rotsen ontbreken.

Nestkasten

Om te voorkomen dat gierzwaluwen uit het stadsbeeld verdwijnen zijn er verschillende soorten kunstnesten ontworpen. De gemeente Utrecht heeft in 2007 een beschermingsproject in de wijk Voordorp gesteund door een flinke korting te geven op de aanschaf van nestkasten voor gierzwaluwen. Inmiddels hangen er 52 nestkasten in Voordorp aan gevels van woningen. Een klein deel van de kasten is in trek bij holenbroeders als de huismus en de spreeuw. Dat is een goede ontwikkeling, want broedende mussen en spreeuwen kunnen gierzwaluwen op de gedachte brengen dat dit ook voor hen geschikte broedplaatsen zijn.

Gierzwaluwen vinden niet makkelijk nieuwe nestplaatsen. Om ze naar nieuwe huisvesting te lokken ontwikkelde men speciale cd's met gierzwaluwgeluiden. In 2007 probeerde een Voordorper dit lokgeluid uit. Op zonnige dagen was vanuit de luidsprekers vlak naast twee nestkasten het vertrouwde "srie...srie..." te horen. Vrij snel reageerden enkele gierzwaluwen door rakelings langs de kasten te scheren en terug te krijsen. Ook is een gierzwaluw enkele keren naar binnen gevlogen.

De nestkasten werden dus bezocht en herkend als broedplaats. In 2008 is een gierzwaluwpaartje gaan broeden in eenzelfde soort nestkast elders in de straat, het eerste broedgeval in een nestkast in Utrecht! Dat dit reeds twee jaar na de start van het project gebeurde is veel sneller dan men had verwacht. Het ophangen van nestkasten blijkt succesvol te zijn. Daarnaast is het lokken met geluid vermoedelijk een onmisbaar onderdeel van het lokken naar een nieuwe huisvesting.