ANIMAL ESTATE client 6.5: GREEN FROG
FOR ANIMAL ESTATES 6.0: UTRECHT
SCIENTIFIC NAME: Rana esculenta
RANGE: The green frog is known to exist in much of Europe, in French cuisine, and in habitats intermediate to its two parent species R. ridibunda and R. Lessonae. The green frog can be found as far east as Estonia, Belarus, Slovakia and Russia, and as far north as Sweden.
HABITAT: These habitats include overgrown ponds, channels and ditches, and still river pools. In other words, the green frog does well in both natural settings as well as those altered by human presence.
HOME CONSTRUCTION: This frog does well in places easily accessible to calm, shallow water, and plants to hide amongst.
BUILDING MATERIALS: Water, plant life, and sun shine.
REFERECES:Amphibia Web
PHOTO CREDITS: Fabrizio Li Vigni
ESSAY
by Annemarieke Spitzen, Ravon, for the Animal Estates 6.0 Field Guide
The green frog is not just one species, but a 'complex'. The green frog complex is comprised of the large marsh frog ( Rana ridibunda ) and the small pool frog ( Rana lessonae ), which create a hybrid when they interbreed: the green frog ( Rana klepton esculenta ). In general, hybrid animals can not reproduce themselves. The green frog is in this an exception. It possesses two sets of chromosomes, one from the marsh frog and one from the pool frog, one of which they use to mate. If a green frog mates with a marsh frog, it uses its own set of pool frog chromosomes; if it pairs with a pond frog, it uses its set of marsh frog chromosomes. In this way there will always be new green frogs, and the species will survive.
The green frog
The back of the green frog is generally light to dark green, with brown or black spots. Sometimes however, the back is entirely or partially brown. Almost all green frogs have a light green strip running the length of their back. The underbelly is light grey or crème coloured, and generally has a grey or brownish marbled pattern. The males have grey vocal sacs. The green frog is a maximum of 8,5 (male) to 10 (female) centimeters long, and weighs about 100 (male) to 150 (female) grams.
Distribution and habits
The green frog can be found almost everywhere in the Netherlands. It is active during the day, but during its breeding season at night as well. They prefer to live in open places in woods, heath fields and around wells, instead of in shady ponds. Preferably the banks along which they live have good plant cover and are pleasantly sunny, because they enjoy sitting there during the day. At the least sign of danger however they jump for the safety of the water. The green frog is not particularly fussy, and occurs in all sorts of biotopes. After mid-October the green frog seeks out a protected place to spend the winter; it will hibernate on land or in the bottom of a pond. It re-emerges from its winter shelter somewhere in March.
Reproduction
Almost all year round the green frog remains in and around the water where it breeds. It requires a pool frog, marsh frog or another green frog as a partner to reproduce. In late April the males congregate in the water, much later than, for instance, the brown frog. The male green frogs then begin their familiar mating calls, forming true mating choruses. The mating period runs until early July, peaking between early May and mid-June.
For the fertilisation the smaller male climbs onto the back of the larger female and clings on there. He has knobs on his feet which make it easier for him to hold on to the female during mating. From this position he fertilises the eggs that the female deposits on water plants. A female green frog can lay between 3000 and 10,000 eggs per season, generally in May and June. Green frogs lay their eggs in masses which are called frog spawn. The young tadpoles, which hatch out generally, remain in shallow water in order to gain the maximum benefit from the warmth of the sun. They are brown/green in colour and live off algae. They grow rapidly, and quickly reach a length of up to six centimeters. Most tadpoles undergo their metamorphosis into a frog during August. When the young frogs emerge onto land they are an average of about two centimeters long, a good bit smaller than they were as tadpoles. The development from egg to metamorphosis takes two to four months.
Food
Invertebrate animals such as worms and flies are the prime source of food for the green frog. It catches its prey with a long, sticky tongue that it can flick out. Sometimes there is also larger prey in its menu, such as mice and other amphibians.
Protection
The green frog has been assigned 'not presently protected' status on the Red List of amphibians. It is included on Table 1 of the Flora and Fauna Law, and thereby is among the species with the 'lightest protection'. The frog is also included as a protected species in Appendix 3 to the Bern Convention.
~
Bastaardkikker ( rana klepton esculenta )
Groene kikker (complex)
De groene kikker is niet één soort maar een 'complex'. Het groene kikkercomplex bestaat uit de meerkikker (grote groene kikker) en de poelkikker (kleine groene kikker), die als ze paren 'hybriden' kunnen vormen: de bastaardkikker (middelste groene kikker). In het algemeen kunnen hybride dieren zich niet voortplanten. Uniek is dat bastaardkikkers dat wel kunnen. Ze bezitten twee sets chromosomen, één van de meerkikker en één van de poelkikker, waarvan ze er één gebruiken om te paren. Als een bastaardkikker paart met een meerkikker gebruikt hij zijn eigen set poelkikkerchromosomen, paart hij met een poelkikker dan gebruikt hij zijn set meerkikkerchromosomen. Op deze manier komen er dus altijd nieuwe bastaardkikkers en blijft de soort bestaan.
De bastaardkikker
De rug van de bastaardkikker is meestal licht- tot donkergroen met bruine of zwarte vlekken. Soms is de rug echter geheel of gedeeltelijk bruin. Bijna alle bastaardkikkers hebben een lichtgroene lengtestreep over de rug. De buik is lichtgrijs of crèmekleurig en heeft meestal een grijze of bruinige marmertekening. De mannetjes hebben grijze kwaakblazen. De bastaardkikker wordt maximaal 8,5 (mannetje) tot 10 cm (vrouwtje) groot en weegt ongeveer 100 (mannetje) tot 150 gram (vrouwtje).
Verspreiding en leefwijze
De bastaardkikker komt voor in vrijwel heel Nederland. Hij is vooral overdag actief, maar in de voortplantingstijd ook 's nachts. De bastaardkikker houdt van water waar de zon op kan schijnen. Dus niet van beschaduwde vijvers, maar van open plekken in bossen, heidevelden en drinkputten waar ze soms massaal voorkomen. De oeverzone moet bij voorkeur goed begroeid en lekker zonnig zijn, want hier zit hij overdag graag. Bij het minste onraad springt hij echter in het veilige water. De bastaardkikker is weinig kieskeurig en komt in allerlei soorten biotopen voor. Na half oktober zoekt de bastaardkikker zijn winterverblijfplaats op; hij overwintert op het land of op de bodem van het water. Hij verlaat zijn winterverblijfplaats ongeveer vanaf maart.
Voortplanting
De bastaardkikker verblijft vrijwel het hele jaar in en rond zijn voortplantingswater. Voor de voortplanting heeft hij als partner een poelkikker, een meerkikker of een andere bastaardkikker nodig. Eind april verzamelen de mannetjes zich in het water, veel later dan bijvoorbeeld de bruine kikker. De mannelijke bastaardkikkers starten met hun bekende gekwaak en vormen dan ware roepkoren. De paartijd duurt tot begin juli, met een piek tussen begin mei en half juni.
Bij de bevruchting klimt het kleine mannetje op de rug van het grote vrouwtje en hecht zich daar vast. Hij heeft knobbeltjes op de poten waarmee hij het vrouwtje tijdens de paring makkelijker vast kan houden. Zo bevrucht hij de eitjes die afgezet worden op waterplanten. Een vrouwelijke bastaardkikker legt 3.000 tot 10.000 eitjes per seizoen, meestal in mei en juni. Bastaardkikkers leggen hun eieren in klompen, ook wel kikkerdril genoemd. De jonge kikkervisjes verblijven veelal in ondiep water om maximaal te kunnen profiteren van de warmte van de zon. Ze zijn bruingroen gekleurd en leven van algen. Ze groeien snel en worden erg groot (circa zes cm). De meeste kikkervisjes ondergaan hun metamorfose tot kikker in augustus. Wanneer de jonge kikkers aan land kruipen zijn ze gemiddeld twee cm lang, een stuk kleiner dan toen ze een kikkervisje waren. De ontwikkeling van ei tot metamorfose duurt twee tot vier maanden.
Voedsel
Het voedsel van de bastaardkikker bestaat voornamelijk uit ongewervelde dieren zoals wormen en vliegen. Hij pakt zijn prooien met zijn kleverige tong die hij kan uitklappen. Soms staan er ook wat grotere prooien op het menu, zoals muizen en amfibieën.
Bescherming
De bastaardkikker heeft de status 'thans niet bedreigd' op de Rode Lijst van de amfibieën. De bastaardkikker is opgenomen in tabel 1 van de Flora- en faunawet en behoort daarmee tot de 'lichtst beschermde' soorten. De kikker is ook opgenomen als beschermde soort in bijlage 3 van de conventie van Bern.